Paul Deiters Stipendium 2020
Marit Westerhuis over haar residentie in Nairs met het Paul Deiters Stipendium 2020
“Mountains seem to answer an increasing imaginative need in the West. More and more people are discovering a desire for them, and a powerful solace in them. At bottom, mountains, like all wildernesses, challenge our complacent conviction - so easy to lapse into - that the world has been made for humans by humans. Most of us exist for most of the time in worlds which are humanly arranged, themed and controlled. One forgets that there are environments which do not respond to the flick of a switch or the twist of a dial, and which have their own rhythms and orders of existence. Mountains correct this amnesia. By speaking of greater forces than we can possibly invoke, and by confronting us with greater spans of time than we can possibly envisage, mountains refute our excessive trust in the man-made. They pose profound questions about our durability and the importance of our schemes. They induce, I suppose, a modesty in us.”
-Robert MacFarlane, Mountains of the Mind: Adventures in Reaching the Summit
Ter voorbereiding op mijn reis naar Zwitserland ben ik begonnen met het lezen van het boek: Mountains of the Mind van Robert MacFarlane. Een boek over de geschiedenis van de fascinatie van de mens voor bergen, de drang om het onbekende te ontdekken en over geologie. Over bergen werd ooit gedacht dat het goddeloze en wetteloze plekken waren, beter om te vermijden. Daar kwam verandering in, in de negentiende eeuw werden te toppen juist gelezen als stenen boeken.
Met mijn korte voorstudies in het achterhoofd ging ik op pad, ik vertrok op een regenachtige ochtend in maart vanuit het Amstelstation en kwam s’avond aan op een ijzig en donker station. Ondanks het late avonduur kon ik de bergtoppen zien vanaf het perron, kippenvel. Ik probeerde de berglucht nogal bewust in te ademen, na mijn korte taxi rit zou ik namelijk voor twee weken in quarantaine gaan. De locatie was perfect hiervoor en ik besloot de komende twee weken te beschouwen als een soort retraite. Fundaziun Nairs is een kunstgalerie en residency, gevestigd in het in 1913 gebouwde badhuis dat deel uitmaakte van het historische kuuroord in Nairs.
Ik kan me die eerste twee weken nauwelijks herinneren, ik weet niet eens meer of het snel of juist langzaam voorbij ging. Enkel kan ik me herinneren dat ik op gezette tijden gebruik mocht maken van de keuken. En er was een badkamer en toilet waar alleen ik gebruik van mocht maken. Alles was op z’n Zwitsers spik en span.
Ik zat de hele dag in het raamkozijn uitkijkend over de rivier Inn en zag dat elke dag het sneeuw steeds iets sneller smolt. Ik hoopte dat het er nog zou liggen als ik eindelijk naar buiten mocht.
2 April, ik mocht naar buiten. Het sneeuw lag er nog, op sommige stukken kwam het tot de knieën. De combinatie van de hoogte en het hoge sneeuw maakte me ziek. De bergtoppen heb ik nauwelijks gezien, terwijl mijn Zwitserse metgezellen honderden meters voor mij als berggeiten over de spekgladde paadjes huppelden. Bijna elke dag vond er wel een grote wandeling plaats, met de andere kunstenaars of alleen. Na een paar dagen voelde ik de hoogte niet meer en zag ik eindelijk de toppen, rook ik de naalden en het water en was me bewust van de grillige natuur. Maar juist de sporen van de mens in deze omgeving viel me op. De vele betonnen constructies staken af tegen de onbewoonbare hoogtes. Wanneer je geen beton meer tegenkwam voelde je de mens alsnog, de paadjes leken bijna schoongeveegd. Nergens voelde je je echt alleen, ook niet op 2800 meter hoogte.
De eerste maand vloog voorbij, ik was nauwelijks in het atelier, elke dag was ik in de bossen of bergen. Rondom Nairs en Scuol was het sneeuw gesmolten en de Inn had z’n lichtblauwe transparantie verloren, hij was nu troebel en bruin. Luider ook, sommige kunstenaars sliepen slecht door het constante geweld van water. Slapen kon ik wel, maar ook ik voelde een zekere druk, misschien was het een frequentie, we werden er allemaal wat nerveus van. Er werden grappen gemaakt over The Shinig en over mogelijke geesten op de gangen van het oude badhuis.
Ik kan er nog steeds m’n vinger niet opleggen, maar de sfeer van het gebouw en de nabije natuur is onheilspellend, unheimlich blijft het beste woord. Met deze nogal clichématige terminologie ging ik aan de slag met een nieuw werk. Ik had materialen meegebracht die allen in m’n koffer pasten, want ik reisde met de trein. Het werk zou dus klein worden, koffer formaat. Hoe vat je zo’n omgeving en ervaring in klein materiaal, de enige en meeste logische uitkomst was de diorama. De diorama zou je kunnen zien als het kruispunt van kunst, film, theater en wetenschap een benadering van de geschiedenis van het toeschouwerschap. Vaak een pedagogisch hulpmiddel in natuurhistorische musea. Het diorama herschept een driedimensionaal tafereel dat bevroren is in tijd en ruimte, meestal ingesloten in een vitrine. De kijker wordt uitgenodigd te geloven in de authenticiteit van het kunstmatige decor. Hoewel de etymologie van diorama ‘doorzien’ betekent, dient het apparaat ook als een scherm waarop een wereld van fantasie en fictie samensmelt met de weergave van kennis en wetenschap.
Voor deze eerste diorama (wat een grote reeks gaat worden) heb ik bepaalde details uit het Zwitserse landschap nagebootst. De uitgestrekte levenloze natuur met de bijna uit de lucht gevallen betonnen ingrepen en de plotseling opdoemende eenzame hekwerken die de koppelvelden en transformators van de vele hoogspanningsmasten beschermen of opsluiten waren invloedrijk voor de diorama.
Het dient als tijdcapsule, hermetisch afgesloten, een metafoor voor een toekomstbeeld maar ook een verleden. Van een locatie waar de mens iets heeft weggemoffeld, afgesloten met een dikke laag beton en een groot hekwerk met prikkeldraad. In deze wereld leeft geen mens meer, door eigen toedoen. In het beton zijn scheuren ontstaan en is nieuw leven ontsnapt. Het organisme beweegt zich als 1 groot zenuwstelsel over de dode aarde.
Mountains of the mind heb ik nooit uitgelezen. Een berg zonder mens heb ik nooit gevonden in Zwitserland, wel heb ik een land gezien waar het gazon letterlijk wordt gestofzuigd. Een land die zelfs de goddeloze en wetteloze bergen heeft weten te cultiveren. Een land waar (ook hier) de rijkdommen van de natuur afnemen en de schatkisten van de mens steeds groter worden.
Werk:
Geen titel (2021)
Hardschuim, epoxy, agar, roest vrij staal, plexiglas, kunststof vezels, gips, acryl, Physarum polycehalum.
Website Marit Westerhuis
Fundaziun Nairs
“Mountains seem to answer an increasing imaginative need in the West. More and more people are discovering a desire for them, and a powerful solace in them. At bottom, mountains, like all wildernesses, challenge our complacent conviction - so easy to lapse into - that the world has been made for humans by humans. Most of us exist for most of the time in worlds which are humanly arranged, themed and controlled. One forgets that there are environments which do not respond to the flick of a switch or the twist of a dial, and which have their own rhythms and orders of existence. Mountains correct this amnesia. By speaking of greater forces than we can possibly invoke, and by confronting us with greater spans of time than we can possibly envisage, mountains refute our excessive trust in the man-made. They pose profound questions about our durability and the importance of our schemes. They induce, I suppose, a modesty in us.”
-Robert MacFarlane, Mountains of the Mind: Adventures in Reaching the Summit
Ter voorbereiding op mijn reis naar Zwitserland ben ik begonnen met het lezen van het boek: Mountains of the Mind van Robert MacFarlane. Een boek over de geschiedenis van de fascinatie van de mens voor bergen, de drang om het onbekende te ontdekken en over geologie. Over bergen werd ooit gedacht dat het goddeloze en wetteloze plekken waren, beter om te vermijden. Daar kwam verandering in, in de negentiende eeuw werden te toppen juist gelezen als stenen boeken.
Met mijn korte voorstudies in het achterhoofd ging ik op pad, ik vertrok op een regenachtige ochtend in maart vanuit het Amstelstation en kwam s’avond aan op een ijzig en donker station. Ondanks het late avonduur kon ik de bergtoppen zien vanaf het perron, kippenvel. Ik probeerde de berglucht nogal bewust in te ademen, na mijn korte taxi rit zou ik namelijk voor twee weken in quarantaine gaan. De locatie was perfect hiervoor en ik besloot de komende twee weken te beschouwen als een soort retraite. Fundaziun Nairs is een kunstgalerie en residency, gevestigd in het in 1913 gebouwde badhuis dat deel uitmaakte van het historische kuuroord in Nairs.
Ik kan me die eerste twee weken nauwelijks herinneren, ik weet niet eens meer of het snel of juist langzaam voorbij ging. Enkel kan ik me herinneren dat ik op gezette tijden gebruik mocht maken van de keuken. En er was een badkamer en toilet waar alleen ik gebruik van mocht maken. Alles was op z’n Zwitsers spik en span.
Ik zat de hele dag in het raamkozijn uitkijkend over de rivier Inn en zag dat elke dag het sneeuw steeds iets sneller smolt. Ik hoopte dat het er nog zou liggen als ik eindelijk naar buiten mocht.
2 April, ik mocht naar buiten. Het sneeuw lag er nog, op sommige stukken kwam het tot de knieën. De combinatie van de hoogte en het hoge sneeuw maakte me ziek. De bergtoppen heb ik nauwelijks gezien, terwijl mijn Zwitserse metgezellen honderden meters voor mij als berggeiten over de spekgladde paadjes huppelden. Bijna elke dag vond er wel een grote wandeling plaats, met de andere kunstenaars of alleen. Na een paar dagen voelde ik de hoogte niet meer en zag ik eindelijk de toppen, rook ik de naalden en het water en was me bewust van de grillige natuur. Maar juist de sporen van de mens in deze omgeving viel me op. De vele betonnen constructies staken af tegen de onbewoonbare hoogtes. Wanneer je geen beton meer tegenkwam voelde je de mens alsnog, de paadjes leken bijna schoongeveegd. Nergens voelde je je echt alleen, ook niet op 2800 meter hoogte.
De eerste maand vloog voorbij, ik was nauwelijks in het atelier, elke dag was ik in de bossen of bergen. Rondom Nairs en Scuol was het sneeuw gesmolten en de Inn had z’n lichtblauwe transparantie verloren, hij was nu troebel en bruin. Luider ook, sommige kunstenaars sliepen slecht door het constante geweld van water. Slapen kon ik wel, maar ook ik voelde een zekere druk, misschien was het een frequentie, we werden er allemaal wat nerveus van. Er werden grappen gemaakt over The Shinig en over mogelijke geesten op de gangen van het oude badhuis.
Ik kan er nog steeds m’n vinger niet opleggen, maar de sfeer van het gebouw en de nabije natuur is onheilspellend, unheimlich blijft het beste woord. Met deze nogal clichématige terminologie ging ik aan de slag met een nieuw werk. Ik had materialen meegebracht die allen in m’n koffer pasten, want ik reisde met de trein. Het werk zou dus klein worden, koffer formaat. Hoe vat je zo’n omgeving en ervaring in klein materiaal, de enige en meeste logische uitkomst was de diorama. De diorama zou je kunnen zien als het kruispunt van kunst, film, theater en wetenschap een benadering van de geschiedenis van het toeschouwerschap. Vaak een pedagogisch hulpmiddel in natuurhistorische musea. Het diorama herschept een driedimensionaal tafereel dat bevroren is in tijd en ruimte, meestal ingesloten in een vitrine. De kijker wordt uitgenodigd te geloven in de authenticiteit van het kunstmatige decor. Hoewel de etymologie van diorama ‘doorzien’ betekent, dient het apparaat ook als een scherm waarop een wereld van fantasie en fictie samensmelt met de weergave van kennis en wetenschap.
Voor deze eerste diorama (wat een grote reeks gaat worden) heb ik bepaalde details uit het Zwitserse landschap nagebootst. De uitgestrekte levenloze natuur met de bijna uit de lucht gevallen betonnen ingrepen en de plotseling opdoemende eenzame hekwerken die de koppelvelden en transformators van de vele hoogspanningsmasten beschermen of opsluiten waren invloedrijk voor de diorama.
Het dient als tijdcapsule, hermetisch afgesloten, een metafoor voor een toekomstbeeld maar ook een verleden. Van een locatie waar de mens iets heeft weggemoffeld, afgesloten met een dikke laag beton en een groot hekwerk met prikkeldraad. In deze wereld leeft geen mens meer, door eigen toedoen. In het beton zijn scheuren ontstaan en is nieuw leven ontsnapt. Het organisme beweegt zich als 1 groot zenuwstelsel over de dode aarde.
Mountains of the mind heb ik nooit uitgelezen. Een berg zonder mens heb ik nooit gevonden in Zwitserland, wel heb ik een land gezien waar het gazon letterlijk wordt gestofzuigd. Een land die zelfs de goddeloze en wetteloze bergen heeft weten te cultiveren. Een land waar (ook hier) de rijkdommen van de natuur afnemen en de schatkisten van de mens steeds groter worden.
Werk:
Geen titel (2021)
Hardschuim, epoxy, agar, roest vrij staal, plexiglas, kunststof vezels, gips, acryl, Physarum polycehalum.
Website Marit Westerhuis
Fundaziun Nairs
Kunstenaar: | Marit Westerhuis |
Type: | Stokroos Stipendium |
Discipline: | Gemengde techniek |